top of page
Screenshot 2025-01-13 at 4.07.24 PM.png
Nino Darsalia vluchtte op haar 6de van Georgië naar Oostende en runt nu eigen kantoor: “Sinds mijn zoontje er is, kan ik niet meer iedereen verdedigen”

HLN

“Het moet geen verhaal worden van de arme vluchteling die het tot advocaat schopt, hé. We hadden vroeger weinig, maar we hebben nooit iets te kort gehad. Medelijden hoef ik absoluut niet.” Aan het woord is Nino Darsalia. Op haar 6de samen met haar ouders Georgië geruild voor Oostende en jaren later — jawel — advocate gespecialiseerd in strafrecht. Maar begin over een ‘modern sprookje’ en je krijgt een kwade blik. Eentje waar je best voor oplet, want meester Darsalia deed ooit aan wedstrijdboksen én heeft een zwarte gordel in karate. Klaar voor de eerste ronde.

​

Ik trap een open deur in. Maar je naam doet vermoeden dat je roots niet meteen in Oostende liggen?

“Dat klopt, maar het leuke aan mijn naam is dat mensen er niet meteen een land op kunnen plakken. Ik ben net zoals mijn zus in Gagra, Georgië, geboren. We hadden het daar meer dan goed. Papa was burgerlijk ingenieur en mama economist. We hadden een huis én een appartement. Maar de val van de Sovjet-unie heeft alles veranderd. Plots stookten de Russen een etnische minderheid op tegen de Georgiërs in onze streek. Ze gaven hen zelfs wapens. En dus was vluchten de enige optie voor mijn ouders.”

Je was toen twee. Herinner je je daar zelf nog iets van?

“Niet zoveel. Maar ik heb bijvoorbeeld geen babyfoto’s van mezelf. We zijn echt halsoverkop uit ons huis vertrokken, met niets anders dan de kleren die we aanhadden. Zelfs mama’s dure juwelen lieten we achter. We woonden daarna nog vier jaar in de hoofdstad van Georgië, maar ook daar bleef de situatie heel onrustig. En daarom vlogen we toen ik zes was naar België, met het idee om later gewoon terug te keren. Maar weet je, tot op vandaag mogen we niet terug naar ons huis. Daar wonen nu waarschijnlijk Russen in. In óns huis, ik vind het nog steeds moeilijk om dat te vatten.”

Ik geloof heel sterk in alternatie­ve straffen. Zo zijn er nu wel al wat detentie­hui­zen bijvoor­beeld, maar we zijn er nog lang niet. Ik heb alleszins zelden iemand beter uit de gevangenis zien komen

Vanuit Georgië naar Oostende. Was dat een grote aanpassing?

“Oostende was eigenlijk heel bewust gekozen. Het is namelijk vergelijkbaar met waar we in Georgië woonden: een stad aan zee. Ik was nog jong, dus ik ben voornamelijk in Oostende opgegroeid. Het heeft me geleerd om de mooie dingen uit verschillende culturen op te pikken. In het begin was uiteraard vooral de taal een probleem. Maar ik ging naar het eerste leerjaar en pikte op die manier heel veel op.”

​

Heel veel blijkbaar, want jaren later ben je succesvol als advocaat. Samen met twee andere vrouwen run je je eigen kantoor. Is dat altijd de droom geweest?

“Ik had nooit gedacht dat ik mijn eigen ‘baas’ zou worden eigenlijk. Maar ik leerde de kneepjes van het vak bij twee doorwinterde strafpleiters: Johan Platteau en Walter Damen. Met die eerste deed ik mijn eerste assisenproces. Weet je wat ik daarvan heb geleerd? Dat mensen heel wat verschillende facetten hebben. En dat ook goeie mensen slechte dingen kunnen doen. Als de omstandigheden tegen zitten.”

Jullie cliënt kreeg toen 20 jaar cel. Hoe sta jij tegenover dergelijke straffen?

“Ik heb een behoorlijk uitgesproken mening over celstraffen. En dat komt bij mensen die weinig met justitie in aanraking komen soms vreemd over. In de eerste plaats geloof ik er wel in dat de gevangenis voor bezinning kan zorgen. Maar als dat té lang duurt, dan keert dat effect helemaal om. En dan laten we gefrustreerde mensen opnieuw in de maatschappij. Ik geloof heel sterk in alternatieve straffen. Zo zijn er nu wel al wat detentiehuizen bijvoorbeeld, maar we zijn er nog lang niet. Ik heb alleszins zelden iemand beter uit de gevangenis zien komen.”

Weet je, tot op vandaag mogen we niet terug naar ons huis in Georgië. Daar wonen nu waarschijn­lijk Russen in. In óns huis, ik vind het nog steeds moeilijk om dat te vatten

Sommige daders belanden zelfs niét in de gevangenis. Jij was ook advocaat van de familie van Puia Marinescu, een jongetje van 10. Zijn lichaam werd in juli 1996 teruggevonden in een zwarte rugzak in het Lobroekdok in Merksem. Het kereltje was gruwelijk verminkt, maar een dader kon nooit gevonden worden. Hoe moeilijk is dat?

“Dat zijn zaken die je nooit vergeet. Ik heb dat dossier ingekeken en ben letterlijk in tranen uitgebarsten bij de foto’s. Onwerkelijk dat iemand een kind zo’n gruwel kan aandoen. Als advocaat schrik ik eigenlijk nergens meer van. Maar nu ik zelf moeder ben, komen bepaalde zaken wel nog steviger binnen. Het is een huizenhoog cliché, maar kinderen veranderen je blik. Sinds mijn zoontje er is, kan ik niet meer iedereen verdedigen. Pas op, ik vind dat iedereen recht heeft op verdediging. Maar het moederschap heeft me geleerd dat dat niet altijd door mij hoeft te zijn (knipoogt).”

​

De liefde deed je naar het binnenland verhuizen. Maar Oostende blijft je thuis?

“Absoluut. Ik hou echt van de zee en de uitgestrektheid. In Oostende voel ik me precies vrijer dan op gelijk welke andere plek. Mijn familie woont er nog, dus ik keer nog vaak terug. Ik blijf gewoon ook een echte West-Vlaamse. Ik ben altijd blij als ik een zaak in de rechtbank van Brugge heb. Dat voelt voor mij op één of andere manier een beetje thuiskomen.”

Je bent jong, je bent een vrouw, je hebt een speciale naam en een kleurtje. Het zou niet mogen, maar het is soms misschien wel vechten voor je plaats?

“Ik ervaar mijn naam net als een voordeel. Soms word ik letterlijk daarom door mensen geraadpleegd. Vaak mensen van andere origine die ervan uitgaan dat ik me hun lot dan meer aantrek. Misschien zijn er ook mensen die daardoor net afknappen en me niet contacteren. Maar die komen me het uiteraard niet persoonlijk uitleggen (lacht).”

Pas op, ik vind dat iedereen recht heeft op verdedi­ging. Maar het moeder­schap heeft me geleerd dat dat niet altijd door mij hoeft te zijn

“Over het “vrouw zijn” binnen de advocatuur valt misschien wel wat meer te zeggen. Het is uiteraard al jarenlang een mannenbastion, maar ik heb toch het gevoel dat dat wat aan het keren is. Al stappen veel vrouwelijke advocaten snel over naar de magistratuur. De reden is simpel: de combinatie met het gezinsleven.”

Zie je jezelf die stap dan ook nog maken? Procureur Darsalia, bekt wel lekker, toch?

“Zeg nooit nooit. Maar ik denk het eigenlijk niet. Ik sta te graag dicht bij de mensen, bij mijn cliënten. En ik ben heel erg trots op ons kantoor en hoe dat nu draait. Al zou de magistratuur wel deugd hebben van wat meer diversiteit. Er zijn ondertussen wel al meer vrouwen, maar het zijn meestal blanke mensen van middelbare of oudere leeftijd. Hoe hoger in de hiërarchie, hoe minder diversiteit. Dat is nu eenmaal historisch zo gegroeid en ik begrijp hoe dat is gegaan. Maar de maatschappij evolueert, dus het zou goed zijn als de mensen die diezelfde maatschappij beoordelen dat ook doen.”

“Het is een utopie dat iedereen met dezelfde kansen aan het leven start. En die nuance mis ik nu soms in een debat in de rechtbank. Zonder gelijk welke criminele daad goed te praten uiteraard. Maar geen enkele zaak is zwart of wit. Net zomin als ik dat ben (knipoogt).”

Nog een laatste vraagje: Jij en boksen, hoe zit dat precies?

“(Lacht). Ik hou van gevechtssporten: kickboksen, Engels boksen, karate… Ik heb zelfs nog wedstrijden gevochten. En ik heb een zwarte gordel, ja. Een rechtbank wordt wel eens met een boksring vergeleken. Maar daar verdedig ik mijn cliënten, in de ring vooral mezelf. Voor mij is boksen eigenlijk de enige manier om even letterlijk aan niets te denken.”

bottom of page